Wednesday, December 22, 2010

Jack van Ham: ‘Flinkheid tolereert weinig tegenspraak’

Vice Versa - vakblad over ontwikkelingssamenwerking

Na 40 jaar samenwerking met de overheid hebben ontwikkelingsorganisaties er recht op dat ze veranderingen op een fatsoenlijke manier kunnen invoeren. Dat stukje beschaving moet toch overeind te houden zijn, betoogt scheidend ICCO-topman Jack van Ham. Het is volgens hem tijd voor een ferme tegenreactie van het totale maatschappelijke middenveld en de oppositiepartijen in de Tweede Kamer. 'Ik weet het, linkse mensen zijn over het algemeen niet zulke sterke verliezers, maar het misstaat niemand nog een graadje van deugdelijkheid en fatsoen over te houden.'

Door:  Jack van Ham

Voor ontwikkelingssamenwerking lijkt met de Kamerstemmingen de teerling geworpen. De rook trekt langzaam op en we zien de contouren van het 'nieuwe beleid' geleidelijk vorm krijgen. Procentueel lijkt de inspanning van Nederland 'gered' van de oorspronkelijke nul en halveringsoptie van respectievelijk PVV en VVD, hoewel nog moet worden afgewacht hoe 'vervuild' dit budget er uiteindelijk uit komt te zien. Economische bedrijvigheid en bedrijven (liefst actief in water en of landbouw), gepaard aan gezond eigenbelang en focus worden de centrale thema's in het Nederlandse ontwikkelingsbeleid van de nabije toekomst.

Thema's in het eerder dit jaar verschenen WRR rapport 'Minder pretentie en meer ambitie' lijken, selectief weliswaar, één op één en zonder parlementaire discussie, in het beleid van de staatsecretaris voor ontwikkelingssamenwerking (voormalig WRR medewerker) te zijn opgenomen.

Weinig handen op elkaar

Voor een ander advies uit dat rapport 'een belangrijke rol voor het maatschappelijk middenveld als constructieve tegenkracht van regeringen' lijkt, buiten een verwijzing hiernaar in de beleidsbrief van de staatssecretaris, in dit kabinet weinig handen op elkaar te krijgen. De bijdrage aan dit werk wordt in luttele maanden teruggebracht van 565 miljoen euro in 2010 naar 385 miljoen in 2011. De facto (80%) opgebracht door een disproportionele korting op de drie grootste ontwikkelingsorganisaties in Nederland.

Het moet worden gezegd dat deze 'trend', het terugbrengen van invloed van het maatschappelijk middenveld en met name de grotere organisaties, al is ingezet door vorige ministers. De laatste minister van ontwikkelingssamenwerking, Bert Koenders, heeft met zijn kritiek op 'de ontwikkelingsindustrie', waarmee hij gezien zijn beleid voornamelijk het maatschappelijk middenveld duidde en zijn MFS 2 procedure, de laatste voorzet en door de huidige staatssecretaris niet te missen kans op scoren gegeven.

Het wellicht niet bedoelde bijeffect is dat een groot deel van het maatschappelijk veld in Nederland drastisch moet reorganiseren, of met veel kosten gepaard gaande transities moet realiseren. Al met al zal er van 'constructieve tegenkracht' de komende periode zeker minder terecht komen. En ik waag het maar te zeggen dat dit 'bijeffect' het huidige kabinet niet onwelgevallig zal zijn. Zij onderscheiden zich door 'snelle soms ongefundeerde actie en flinkheid.' Het is uit met het gepolder en tegenspraak.

Tegenkrachten ruiken kans

Inmiddels ruiken tegenkrachten hun kans. Op het veelgeroemde en 'democratie steunende' internet verschijnen vloekende en tierende medelanders die de uit de heup schietende journalisten van 'rechtse media' bijstaan in hun strooptocht tegen ontwikkelingssamenwerking.

Zonder verifieerbare bronnen of bewijs worden organisaties en medewerkers weggezet als Israël-haters, asielsmokkelaars of graaiende, complotterende feestvierende ultra linkse (omroep)medewerkers (Wereldomroep) . Verontwaardigde politici van PVV en VVD, ridders van het vrije ongecensureerde woord, roepen in de Telegraaf en Elsevier hel en verdoemenis over deze organisaties uit en eisen vergaande en acute maatregelen van de respectievelijke ministers.

Ik weet het, linkse mensen zijn over het algemeen niet zulke sterke verliezers, maar het misstaat niemand nog een graadje van deugdelijkheid en fatsoen over te houden.

Een paar opmerkingen en vragen over het huidige beleid en toewijzing van middelen:

Economie als speerpunt

Dat (naar ik hoop duurzame en faire) economische activiteit en specialisatie in het middelpunt van het beleid komt te staan, kan zeer goed worden verdedigd. Zonder economische activiteit geen armoedevermindering of noodzakelijke collectieve voorzieningen.

Eerder heb ik op deze site al betoogd dat de afgelopen jaren veel van de inspanningen van de 'traditionele' organisaties naar faire en duurzame economie zijn verlegd. Samen met dat deel van het bedrijfsleven dat deze principes onderschrijft zijn we met behulp van het zeer uitgebreide netwerk van organisaties ( en ook het Initiatief Duurzame Handel) in ontwikkelingslanden op weg gegaan en met resultaat, voornamelijk voor kleinere producenten en boeren in ontwikkelingslanden.

Hierbij is wel steeds de vraag uit ontwikkelingslanden centraal geweest. Niet de vraag (of gedwongen aanbod) of zij nog wat met Nederlandse landbouw of water wensten. Dat deze traditionele en andere organisaties ook oog zijn blijven houden voor mensenrechten, ecologie, educatie en gezondheid is niet meer of minder dan logisch. Hoe zou je anders duurzaam en fair kunnen ondernemen?

Een goede verdeling van taken is daarbij van essentieel belang. Overheden (universiteiten) helpen overheden met juridische en politiek administratieve systemen, NGO's helpen met educatie en gezondheid en volgen constructief kritisch overheden en bedrijven op fatsoenlijk bestuur (mensenrechten en ecologie) en voorkomen van corruptie, ondernemers ondernemen Fair en Duurzaam en zoeken niet voortdurend het laagste punt op van arbeids- energie en grondstofkosten.

Het huidige richtinggevende beleid op economische ontwikkeling geeft, in tegenstelling tot wat gevraagd wordt van maatschappelijke organisaties, weinig zekerheid. Met welke bedrijven kan worden samengewerkt, wat moeten zij als tegenprestatie leveren, hoe transparant moeten zij zijn, hoe rapporteren zij op resultaat en impact, wat wordt van hen verwacht op het gebied van mensenrechten, belastingafdrachten en milieu?

De centrale vraag is echter of (sterkere) bedrijven, naast FMO, reguliere banken en niet te vergeten de eigen middelen, overheidsgeld zouden moeten gebruiken voor werk in ontwikkelingslanden? Al eerder heb ik, op grond van door de EU verstrekte informatie, aangegeven dat internationaal opererende bedrijven 150 tot 200 miljard belastingafdrachten onthouden aan de ontwikkelingslanden waarin zij actief zijn. Een extra inspanning van overheden om hun collega's in ontwikkelingslanden actief bij te staan bij correcte belastinginning (immers 2x zoveel als het huidige wereldwijde budget voor ontwikkelingssamenwerking) en aanpak van corruptie, lijkt toch meer in de rede? Dan kunnen zij echt op eigen kompas en zelfredzaamheid varen.

Maatschappelijk middenveld en MFS 2

Veel van de mediabelangstelling voor ontwikkelingssamenwerking richt zich op het zogenoemde particuliere kanaal. Een duiding voor het collectief van organisaties dat zich met een mix van overheids- en maatschappelijke middelen, naast economische ontwikkeling, bezighoudt met zowel lobby, de sociale kant van ontwikkelingswerk en versterking van capaciteit van maatschappelijke organisaties in ontwikkelingslanden.

In het betoog op deze site van René Grotenhuis, dat ik voor een belangrijk deel onderschrijf en dus niet ga herhalen, is te lezen dat voor verandering in samenlevingen, maatschappelijke organisaties hard nodig zijn. Met alle gebreken die ook dat fenomeen toont, is Nederland altijd een overtuigd voorloper op dit gedachtegoed geweest. Aan veel van de voorzieningen of ontwikkelingen in Nederland, liggen maatschappelijke veranderingen en voorzieningen ten grondslag. Toegankelijk onderwijs, vakbonden, kinderopvang, emancipatie, welzijn, milieubeleid etc. ect. vinden hun oorsprong in particulier/maatschappelijk  initiatief. Vaak in (constructieve) strijd met machtsdragers en/of regeringen.

Dat systeem heeft (tot voor kort?) geleid tot evenwichtige maatschappelijke verhoudingen waarin ondernemerschap, individuele en collectieve rijkdom maatschappelijk draag- en aanvaard-baar waren. Het is niet uit de lucht komen vallen dat Nederland, ondanks het feit dat het momenteel bestuurd lijkt te worden alsof we aan de rand van de afgrond staan, een positie in de wereld eredivisie bekleedt op vele terreinen. Dat systeem is mede tot stand gekomen door het genoemde evenwicht van overheid en maatschappelijke organisaties.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat in het ontwikkelingsbeleid van de afgelopen decennia, dit goede Nederlandse product mede werd gefinancierd door de overheid. Het hielp via Nederlandse organisaties, organisaties in ontwikkelingslanden te versterken om deze rol te kunnen spelen. Hoewel over de snelheid van resultaten verschil van opvatting is, kan worden vastgesteld dat op vele terreinen de invloed van maatschappelijke organisaties zich heeft doen gelden.

In educatie en gezondheidszorg en emancipatie zijn in verhouding tot de geïnvesteerde gelden, goede resultaten geboekt. In Brazilië en Zuid Afrika en recent in Guatemala met de benoeming van een nieuwe, uit een NGO afkomstige, hoofdaanklager om maar eens drie voorbeelden te noemen was het de aantoonbare invloed van maatschappelijke organisaties die tot omvangrijke veranderingen hebben geleid en kunnen leiden.

De afgelopen 10 jaar wordt een grotere betekenis toebedeeld aan overheidsinterventie. Het positief denken over de rol van maatschappelijke organisaties is in Nederland afgenomen. Armoedebestrijding en uitsluiting lijkt beter op te lossen met concrete economische interventies en overheidsingrijpen. Los van het feit dat niet anders dan kan worden vastgesteld dat ook dit niet tot de gewenste resultaten heeft geleid, is het de vraag of wij niet slachtoffer dreigen te worden van onze wens tot snelheid het 'probleem' armoede en rechtvaardigheid op te lossen en de traagheid die we aan de dag leggen om de werkelijke veranderingen die nodig zijn (eerlijke handel, beheer en prijs over grondstoffen en energie, mensenrechten, educatie ) in te voeren.

Met het laatste MFS is een gang gezet naar minder overheidssteun en disproportionele bezuinigingen op maatschappelijke organisaties waar deze organisaties al het kleinste deel van het totale geld aan Nederlands ontwikkelingsgeld (ong. 15%) ontvangen. Gezien de geschiedenis en de beleidsbrief van de staatssecretaris is dit een wat merkwaardige keuze, in het licht van de politieke verhoudingen een voor mij moeilijk verteerbare maar logische keuze.

Flinkheid (zie de reacties van VVD en PVV) bestrijdt tegenkracht, het faciliteert het niet. Maar zelfs als er ingrijpend veranderd moet worden, en ik ben nog maar weinig organisaties tegengekomen die dat niet hebben ingezet (samenwerking bedrijfsleven, meer maatschappelijke bijdragen uit middenklassen in ontwikkelingslanden zelf, onderlinge samenwerking etc. ) hebben zij er na 40 jaar constructieve en positief kritische samenwerking met de overheid recht op deze veranderingen op een fatsoenlijke wijze te kunnen invoeren. Dat stukje beschaving moet toch overeind te houden zijn? Het is tijd voor een ferme tegenreactie van het totale maatschappelijk veld en niet regerende politieke partijen.

Sent with Reeder